Terug naar het oude normaal of verder naar het nieuwe normaal?
We zitten er nu al lang mee, die (stomme) COVID-pandemie. Maar door de aanstaande vaccinatiecampanges kunnen we zo stilaan vooruit beginnen kijken, naar wanneer dingen weer ‘normaal’ zullen zijn. De vraag is nog hoe dat ‘normaal’ er zal uit zien. Zal de pandemie blijvende veranderingen nalaten, of gaan we snel terug naar onze oude gewoonten en gebruiken? Het antwoord lijkt mij ergens in het midden te liggen. Daarom neem ik in deze blogpost vier aspecten onder de loep: mRNA-technologie, de digitalisering in het onderwijs, onze vrije tijd en wetenschap in de toekomst.
Het bestrijden van pathogenen en andere ziekten
mRNA-vaccins zijn vandaag meer dan ooit in de belangstelling, maar het idee van mRNA-vaccins is eigenlijk al ongeveer dertig jaar oud! Onderzoekers in Frankrijk (bij wat nu Sanofi Pasteur is) gebruikten toen voor het eerst een RNA-molecule dat codeerde voor een influenza eiwit in muizen. De technologie stond toen echter nog in zijn kinderschoenen en was nog lang niet genoeg ontwikkeld om vaccins mee te produceren die voldoen aan de veiligheidsnormen voor gebruik in mensen. Het is bijvoorbeeld pas sinds recent mogelijk geworden om RNA te synthetiseren aan voldoende hoge kwaliteit.
Twee pioniers in het veld zijn de kleinere bedrijven CureVac en Moderna. Beiden werken al enkele jaren hard aan de technologie verder. In 2013 begon CureVac met klinische testen voor een mRNA-vaccin tegen rabies, en in 2015 volgde Moderna met klinische testen voor een mRNA-vaccin tegen een nieuwe variant van vogelgriep.
Het grote voordeel met mRNA-technologie is de snelheid van vaccinontwikkeling. Aangezien het gaat om een simpele stukje ‘code’ dat enkel een instructie voor een eiwit bevat, is het veel sneller te produceren dan het overeenkomstige eiwit zelf. Moderna had reeds na 4 dagen een mRNA-molecule klaar dat codeert voor het bekende S-eiwit van het SARS-CoV-2 virus. Op slechts twee maanden tijd konden ze starten met proeven in mensen. En dat betekent niet dat ze ingeboet hebben in de kwaliteit van die snelle ontwikkeling. Het is dus duidelijk dat we een hele weg afgelegd hebben met de ontwikkeling van de technologie sinds het eerste gebruik dertig jaar geleden!
Als we onze blik op de toekomst werpen, dan kunnen we gaan kijken naar oplossingen voor andere pathogenen en ziekten waar mRNA technoloie ook aan kan bijdragen. Zo zijn wetenschappers al heel lang op zoek naar een universeel vaccin voor de griep (dat tegen alle varianten kan werken), alsook naar oplossingen voor HIV en malaria. De complexiteit van deze pathogenen en ziekten bemoeilijkt vaccinontwikkeling ertegen al lang. Het HIV virus bijvoorbeeld staat ervoor bekend om heel snel te muteren, waardoor vaccins al snel hun effectiviteit verliezen. Malaria wordt dan weer gekenmerkt door een complexe levenscyclus, wat het uitzoeken van goede targets voor een vaccin bemoeilijkt. mRNA-vaccins zouden hier van pas kunnen komen doordat je de instructies voor verschillende targets zou kunnen combineren in één vaccin.
Toch staat de mRNA-technologie nog voor enkele struikelblokken, zoals dure grondstoffen en de moeilijke koude opslag. Het lange-termijn succes zal vooral afhangen van het overwinnen van die resterende uitdagingen!
De digitalisering van het onderwijs
De vraag die ik bovenaan deze blogpost stel is nog het meest interessant in de context van het onderwijs. Toen de scholen en universiteiten volledig of deeltijds dicht gingen schakelde het onderwijs massaal over naar een digitale variant van lesgeven. Zowel de student als de lesgevers moesten plots enorm stilstaan bij hoe ze deze digitale variant zouden aanpakken, wat een enorme aanpassing was voor beide partijen. Naar schatting zaten in mei 2020 wereldwijd zo’n 1.2 miljard kinderen thuis voor onderwijs in plaats van op de schoolbanken.
De vraag is natuurlijk: zal het digitaal lesgeven en les volgen blijven doorgaan post-Corona? Als het aankomt op leerstof onthouden toont onderzoek alleszins aan dat online leren beter werkt voor leerlingen. Maar dat hangt wel af van leeftijd tot leeftijd. Voor jongere kinderen is een gestructureerde omgeving absoluut nodig, zoniet kan het kind snel afgeleid geraken, wat de effectiviteit van online leren teniet doet. Bij die jongere groep is er dan wel potentieel voor gameificatie van de leerstof.
Op het niveau van het hoger onderwijs zou op lange termijn een hybride vorm van digitaal en offline onderwijs misschien wel de grootste voorkeur van studenten hebben. De mogelijkheid om zonder enig probleem te wisselen van les volgen in de aula naar les volgen thuis wanneer je ziek bent of je je overslapen hebt. Het zou natuurlijk veel extra werk voor lesgevers zijn om al het lesmateriaal zowel offline als online te voorzien zonder de nodige infrastructuur en eenvoudige integratie met de software die vandaag zorgt voor de communicatie tussen lesgever en de studenten. Eigenlijk zou elke les (na deze crisis dan) standaard opgenomen en uitgezonden moeten worden via een Youtube live sessie die dan achteraf beschikbaar blijft. Dat is natuurlijk maar één stukje van de puzzel, maar zo’n ideeën en experimenten hebben we meer nodig in het onderwijs.
Er zijn wel nog een hoop obstakels. De drie grootsten zijn: het bezitten van een degelijke computer, een degelijke internetverbinding en voldoende vaardigheid met de computer om er ook effectief mee te kunnen werken. Het lijkt helemaal geen zot idee dat anno 2021 elk kind en elke student in het bezit zou moeten zijn van deze drie benodigdheden, maar dat is helaas nog niet altijd het geval. De overheid heeft hier zeker een rol in te spelen, maar evengoed liefdedigheidsorganisaties met een focus op onderwijs kunnen hier hun steentje aan bijdragen.
Vrije tijd in een wereld na de Coronacrisis
Uit noodzaak zijn we allemaal meer online gaan leven, maar zal die verhouding tussen online en offline na de crisis nog steeds zo uit balans zijn? Ik denk het alleszins niet. Ik denk eigenlijk net het omgekeerde. Meer dan ooit hebben verschillende aspecten van ons leven een online versie gekregen (denk aan onderwijs, werk, shoppen, etc.), waardoor we misschien wel net minder onze resterende vrije tijd online gaan willen beleven. En meer dan ooit missen we sociaal contact zoals we dat gewoon zijn. Eens die mogelijkheid er terug is, zullen we daar allen ook veel meer naar op zoek gaan.
Tijdens deze pandemie (net zoals bij vorige pandemieën) zijn we ook bewust (of onbewust) spaarzamer gaan leven, namen we minder risico en schrapten we al snel alles wat superflu was. Aan elke pandemie komt gelukkig een einde, en dan hoeven we niet spaarzamer meer te leven! Nicholas Christakis, onderzoeker aan Yale University, voorspelt alleszins dat alle trends die zich in de pandemie noodgedwongen hebben ontplooit ook sterk zullen omkeren. Die omkering zou wel eens het begin kunnen zijn van een nieuwe ‘Roaring Twenties’, naar analogie met de euforische periode van 1920-1929 na de Eerste Wereldoorlog en de Spaanse griep.
Kan je je ooit een België zonder festivals inbeelden? Of een België zonder zwoele feestjes in de Charlatan? Dat lijkt mij sterk. België is altijd een feestland geweest, en dat zal na de pandemie ook opnieuw zo zijn. Zullen die feestjes dan doorgaan mét mondmaskers? Dat lijkt mij ook sterk. Niet alleen zouden mondmaskers zeer onpraktisch zijn om (alcoholische) dranken te consumeren op de dansvloer, ze bederven ook (op een dansvloer des te meer) dat losse, plezierige en intieme gevoel van samen een toffe nacht te beleven.
Wat wel een blijvend fenomeen zou kunnen worden is op vakantie gaan in eigen land. Eigenlijk is België écht nog een mooi land, en door de Coronacrisis hebben we dat noodgedwongen (her)ontdekt. Die uitjes in onze eigen streken zouden zeker wel een blijvende gewoonte kunnen worden naar de toekomst toe. Het zou bovendien een goede gewoonte zijn vergeleken met reizen naar verre landen in vervuilende vliegtuigen. De trend van lokaal en duurzaam kan aldus worden uitgebreid naar ‘lokaal en duurzaam reizen’. Ik zie het wel gebeuren.
Wetenschap in de toekomst
Als laatste is er ook nog de wetenschap. Ook hier heeft de Coronacrisis een impact op gehad. De crisis werd dan ook veroorzaakt door een miniscuul virus dat plots overal ter wereld mensen ziek begon te maken (en nu nog steeds). Het resultaat? Zelden kwam wetenschap zo vaak aan bod in het nieuws, op de sociale media, in interviews enzovoort. Alles bij elkaar genomen kan je gerust stellen dat 2020 een topjaar was voor de wetenschap: nog nooit hebben zo veel onderzoekers zich wereldwijd over één enkel onderwerp gebogen, en nog nooit eerder was er zoveel samenwerking tussen die wetenschappers om problemen sneller te begrijpen en op te lossen.
Maar er is ook veel kritiek gekomen op wetenschappers, zowel hier in België als in de VS en op andere plekken. Mensen uitten hun frustraties over de strikte maatregelen tegen wetenschappers, vooral de wetenschappers die we vaak in het nieuws zien. Hopelijk hebben we echter toch het besef dat het net door de immense toewijding van vele wetenschappers is dat we het nieuwe Coronavirus zo snel beter gaan begrijpen zijn, en we dus nu ook zo snel meerdere vaccins hebben zien ontwikkeld worden. Wetenschap is nooit de boosdoener, integendeel.
Als zo’n crisis als deze niet duidelijk heeft gemaakt hoe belangrijk wetenschap in onze samenleving is, dan weet ik het ook niet. En het gaat ook verder dan deze crisis. Onze maatschappij steunt meer en meer op digitale tools en verschillende complexe technologieën. Die trends zetten zich alleen maar verder naar de toekomst toe. Je zou gerust kunnen voorspellen dat binnen 10 jaar wetenschap misschien wel nog 10 keer belangrijker is geworden in de wereld. Dus mijn hoop is dat deze crisis meer dan ooit een fascinatie voor wetenschap heeft aangewakkerd bij de jeugd, bij de grootouders, bij de vrienden en familie. Neen, natuurlijk moet niet iedereen een wetenschapper worden, maar wat meer wetenschappers in de wereld van morgen kan zeker geen kwaad!
De afbeeldingen voor deze post zijn (deels) gemaakt door visual language, BD en Andrew Doane van the Noun Project.